Onbevangen blik

 

Cuny Janssen is een van Nederlands beste portretfotografen.

Specialisme: kinderen in hun eigen omgeving. Des te opmerkelijker is het dat in haar nieuwe boek geen enkel kinderportret te vinden is.

 

Door Arno Haijtema

Foto's Cuny Janssen

 

 

Het was een angstaanjagend moment voor Cuny Janssen, in het voorjaar van 2012. ‘Ik was in Napels om kinderen te fotograferen. De gedachte bekroop me: oké, er staat weer een kind voor mijn camera. Ik maak een mooie compositie, afdrukken. Klaar. Wéér een mooie foto. Moet ik er niet eens mee ophouden?'

Wat later vroeg iemand haar voor een expositie de mooiste tien foto’s uit haar oeuvre te selecteren. ‘Ik begon mijn werk te bekijken en merkte al snel: dat kan helemaal niet. Ik fotografeer over de hele wereld. Hoe zou ik kunnen kiezen?’

Al twaalf jaar reist Cuny Janssen (37) rond – India, Noord-Amerika, Japan, Macedonië, Iran, Zuid-Afrika – om portretten te maken van kinderen in hun eigen omgeving. ‘Aan mijn motieven is sinds het begin niet veel veranderd. Ik wil de wereld ontdekken, de complexiteit van the family of men laten zien. Omdat ik me wil focussen, beperk ik me in de regel tot kinderen. Nieuwsgierigheid is mijn drijfveer: ik concentreer me tot het uiterste om hun persoonlijkheid te doorgronden. Ik fotografeer ze in de eerste plaats voor mezelf, en dan omdat ik andere mensen hoop te betoveren.’

Gedisciplineerd werkte ze aan haar projecten: reizen, fotograferen, selecteren, boeken en tentoonstellingen maken, telkens weer. Met groot succes, in toonaangevende musea, bij gerespecteerde galeries. Ja, als dan de gedachte in je opkomt: moet ik niet eens stoppen?, dan jaagt dat angst aan. ‘Het werd tijd voor een pas op de plaats. Het moet niet te gemakkelijk gaan. Denk maar aan dat liedje, Uncle John’s Band, van Grateful Dead: ‘When life looks like easy street, there is danger at your door.’

Zo komt het dat ze het als een opluchting ervaart dat in haar nieuwe boek, Yoshino, niet één kinderportret te zien is. Alleen maar landschapfoto’s staan er in, majestueuze afdrukken waarin de overdonderende, ongeschonden schoonheid van het Japanse landschap ten volle naar voren komt. Gemaakt in de lente, als de duizenden kersenbomen bloesemen die ooit op bevel van een keizer zijn geplant, en in de herfst, als de bomen korstondig hevig kleuren.

Jos Vos, schrijver en vertaler Japans, werkte met Janssen samen bij de totstandkoming van Yoshino. Hij verzorgde een bloemlezing van gedichten en verhalen waarmee Japanners door de eeuwen heen Yoshino liefde hebben toegezwaaid.

 

Landschappen en kinderportretten, het zijn de twee constanten in Janssens oeuvre. In haar bescheiden, moeilijk te verwarmen werkruimte boven in een bedrijfspand met weids uitzicht over de Amsterdamse Staatsliedenbuurt, bladert Janssen door haar boeken, wijst op details, op de lichtval tussen bomen, op de raadselachtige blik in de ogen van een Japans meisje – ‘Kijk naar die blik, die lijkt eeuwenoud’ – zoekt in publicaties van andere kunstenaars naar woorden die kunnen helpen over te brengen wat haar beweegt.

 

-Wanneer ontdekte u dat u fotograaf, kunstenaar wilde worden?

‘Ik heb vroeger veel getekend, vooral nagetekend. Als kind speelde ik piano, ook in muziek kon ik me goed uitdrukken – datzelfde romantische zie ik trouwens nu bij mijn dochter van zes. Toen dacht ik al: ik wil naar een school waar ik kan leren me te uiten, vorm te geven aan ideeën, de bevrediging ondervinden als je daarin slaagt. De manier waarop maakte me niet zoveel uit. Schrijven, schilderen, fotograferen...  het was bij mij allemaal gerelateerd aan het creëren van iets moois. De kunstacademie bleek de plek om dat te realiseren.’

 

-In de kunst wordt het streven naar schoonheid nogal eens als iets verdachts gezien. Er moet iets schuren, iets duisters zijn.

‘Toch heb ik er, eerst onbewust, later heel bewust voor gekozen dat mijn werk in het teken van schoonheid moet staan. Ik zoek met mijn  fotografie naar de bron van het leven. Schoonheid is verdacht als je gaat esthetiseren, als je iets op een foto mooier maakt dan het is. Dan verliest je werk geloofwaardigheid. Terwijl er in mijn foto’s altijd iets van een mysterie blijft bestaan. Schoonheid is een middel om daarmee in contact te komen.’

Janssen citeert uit een brief die ze in reactie op Yoshino kreeg van de beroemde, gelouterde Amerikaanse landschapsfotograaf Robert Adams: ‘You’re not afraid of beauty as given.’ ‘Daar ben ik ontzettend blij mee. Het is precies dat, ‘a positive response to live’, waar mijn werk om draait.’ 

 

- De kinderen die u portretteert hebben vaak al een heel leven achter zich, oorlog, vluchten, armoede. Soms zijn ze misschien getraumatiseerd.

‘Maar dat is niet waar ik in mijn foto naar zoek. Ik heb de pure drang het kind te vangen, zijn aandacht te winnen. Net als bij een dier moet je er niet bovenop springen als je het benadert, maar geduld hebben. Een kind heeft goed door dat je oprecht nieuwsgierig ben. Het reageert daar heel primair op door mij aandacht terug te geven.

‘Ik leg altijd eerst aan de ouders uit wat mijn bedoeling is. Als die akkoord zijn, en dat is vrijwel altijd het geval, verloopt het contact met het kind ook goed. Bij zo’n gesprekje haken kinderen al snel af, die gaan iets anders doen. Dat moet ik hebben, want dan worden ze zichzelf. Het liefst logeer ik bij mensen als ik ergens langer verblijf, zodat iedereen me leert kennen en vertrouwd met me raakt.

‘Als ik de foto ga maken, zie je een kind eerst denken: wie is die vrouw? Dan merkt het dat ik oprecht ben, en wil het met je samenwerken. Ik probeer de houding te vinden die ik natuurlijk vind. Ik raak het kind veel aan, het merkt dat mijn enthousiasme groeit, dat kan ik niet verbergen. Ik probeer het te fixeren in een houding die me aanspreekt. Het instellen van mijn technische camera kost tijd, ik kan nooit snel even afdrukken.

Het lastige is dat een kind een mooie houding vaak onbewust aanneemt, en het is dus lastig uit te leggen wat je als fotograaf wilt. Maar het kind zoekt graag met me mee. Het is een heel intense bezigheid, en dat is de hevigheid die mensen in mijn foto’s kunnen ervaren.

 

-Kun je aan hun blik zien dat oorlogskinderen nare dingen hebben meegemaakt?

‘Ik vraag het me af. Dat is het gevaar van hineininterpretieren, dat je denkt dingen in hun ogen te lezen die er helemaal niet zijn. Diane Arbus heeft zich mooi uitgelaten over de blik waarmee een pasgeborene naar de wereld kijkt. Die ziet van alles en iedereen het wonderbaarlijke, niet vanwege de betekenis in relatie tot andere dingen, maar puur omdat het uniek is. Een baby oordeelt niet, zíét alleen maar. Ik hoop dat mijn foto’s bij toeschouwers eenzelfde onbevangenheid kunnen oproepen. Ik heb in het intense contact met een kind altijd het gevoel dat ik even word geraakt door het leven, door de kern die in wezen altijd een mysterie blijft.

‘In Macedonië maakte ik portretten aan beide zijden van het conflict, bij de Macedoniërs en de Albanezen, en ook bij de zigeuners trouwens. Ik probeerde te begrijpen hoe het kwam dat de partijen zo fel tegenover elkaar stonden. Van iedereen die ik sprak kon ik begrijpen waarom ze redeneerden zoals ze deden. Toen heb ik besloten me die problemen niet bezig te houden. Ik richt me op het overleven, op het mens zijn, dat je ziet in het wezenlijke contact met een kind.’

 

-Het lijkt alsof uw foto’s heel spontaan tot stand komen. Maar dat is dus niet zo?

‘De foto is het resultaat van onze samenwerking. Maar het is echt een voorwaarde dat je erop ziet wat ik heb aangetroffen. Alleen dan geloof je het beeld.

Ik ben afhankelijk van wat ik aantref en manipuleer niet.'

 

-Beschouwt u uw werk dan als documentair?

‘Niet in de zin dat ik pretendeer iets aan te tonen, of op een academische manier onderzoek doe. Verre van dat. Het is bij mij pure interesse. Maar de context van mijn foto’s voegt wel een documentair aspect toe. Die context is belangrijk om er betekenis aan te geven. Ik ben wel geëngageerd, ik voel me enorm bij die kinderen betrokken.’

 

-Maar als u op zoek bent naar de essentie van het leven, wat levert het dan extra op als u kinderen fotografeert die een moeilijke tijd doormaken?

'Juist in zware omstandigheden blijkt hoe groot hun veerkracht is. Ik heb in het voorjaar en in de zomer van vorig jaar in Napels kinderen gefotografeerd. In de zomer deed ik dat in de maand dat vrijwel iedereen voor de hitte de stad is ontvlucht. De kinderen die er dan nog zijn, die kunnen echt nergens naartoe, die wil ik fotograferen. Geen zielige kinderen. Ze zijn wat ze zijn.'

 

Janssen toont foto’s de Napolitaanse kinderen. Een meisje in de schaduw van een rots op het strand, met een prachtige warme glans op haar gezicht: ‘Ze heeft de hitte van die hele maand in Napels op haar wangen.’ Op een andere foto poseren twee jochies, waarschijnlijk zigeuners, in verschoten hemden tegen de voorkant van een bestelwagen, zonder bravoure maar krachtig. ‘Ik fotografeer kinderen nooit kwetsbaar.’

 

-De kinderen zien er evenwichtig, kalm uit op uw foto’s. Komt u nooit ettertjes tegen, of regelrecht slechte kinderen?

‘Kinderen kunnen erg beschadigd zijn, meestal door iets wat ze door volwassenen is aangedaan. Uit die beschadiging komt lastig gedrag voort en soms gemeenheid. Ja, er zijn rotkinderen, maar de reden dat ze zich slecht gedragen, is altijd erger dan hun gedrag.

‘Sinds ik zelf kinderen heb, weet ik hoe kwetsbaar ze zijn. Dat had ik me voor hun geboorte nooit gerealiseerd. Ik heb twee heel autonome kinderen, die gaan straks hun eigen weg, daar kan ik niet veel aan veranderen. Maar ik begrijp nu wel hoeveel macht en invloed je op zo’n klein wezen en zijn veiligheid kunt hebben. Inderdaad, met het kind wordt ook het lijden van de moeder geboren.

‘Professioneel wringt het wel eens. Ik blijf immers altijd toeschouwer, ik kom kijken, fotograferen en ga weer weg. Kinderen krijgen overigens wel altijd een foto van me. Maar wat hebben zíj er eigenlijk aan? Ik waarschuw ouders altijd: ik ben geen activist, ik kan jullie niet helpen. Toch is er bijna nooit reserve. Ze delen hun zorgen met me, maar vinden het juist prettig dat daar mijn werk niet op is gericht.’

 

-Wat is het verband tussen uw kinderportretten en de landschappen?

‘Praktisch gezien lukt het me nooit om die te laten liggen als ik ergens naartoe ben gereisd. In zijn boek Why people photograph schreef Robert Adams over de elementen tijd, licht en stilte in 19e-eeuwse landschapsfoto's. Hé, dacht ik, dat zijn precies de thema’s van mijn landschappen – hoewel daarop misschien meer de term tijdloosheid van toepassing is.

‘Het intrigerende van de natuur is dat ze onverschillig is. Wat er ook gebeurt, de natuur groeit door, zoals de mensheid ook altijd doorgaat. Alles in de natuur is biologisch bepaald, en toch worden we door de aanblik ervan enorm geraakt. Ik zoek in landschappen – soms heel lang – naar de energie van de schepping. Soms is er een ogenblik, een boom, een patroon, vaak ook een soort licht, waarop ik een vorm van herkenning heb, van iets dat niet te bevatten is. Naar dat moment zoek ik. Zoals mijn dochter van 2 een plantje kan oppakken en ernaar kijken zonder naar betekenis te zoeken, zo probeer ik dan een directe verbinding te krijgen met dat mysterische.’

 

-Dus in die zin is er in thematiek niet veel verschil tussen uw portretten en de landschappen?

‘Nou, landschappen communiceren niet met me, in tegenstelling tot kinderen. De natuur reageert niet op mij. Tegelijk loop ik in de natuur soms, overdrachtelijk gesproken, zomaar ergens tegen aan, terwijl ik bij een kind altijd ergens doorheen moet om datzelfde te bereiken. De kern van wat ik zoek is hetzelfde, misschien laten de twee onderwerpen zich op mijn reizen daarom altijd zo makkelijk combineren.

‘In Zuid-Afrika heb ik gelogeerd en gewerkt in een oerlandschap, waar je echt het gevoel kunt hebben dat je er dinosaurussen zou kunnen tegenkomen. Daar was tussen de zonsondergang en het moment waarop het echt donker werd een heel zacht, bijzonder licht. Als ik daar een bepaalde plant fotografeerde, leek het net of dat licht hem een soort huid gaf. Je moet op het juiste moment, onder de juiste omstandigheden op die plek zijn om het te zien. Je moet je heel ontvankelijk opstellen... eigenlijk gek dat ik dat zeg, want het is strijdig met het idee dat landschap niet communiceert!'

 

-Loopt u niet het gevaar dat uw werk met al die schoonheid risicoloos wordt?

‘Dat is een gevoelig punt. Op de beurs Paris Photo afgelopen najaar zag ik schitterende foto’s. Ik was lyrisch en riep mijn man erbij. Hij constateerde dat het werk een angel miste en ik realiseerde me op dat moment dat dat was wat ik wilde horen. Daar wil ik namelijk in mijn eigen ook werk voor waken. Ik probeer te voorkomen dat mijn portretten te mooi worden, te vriendelijk, juist door kinderen in moeilijke situaties op te zoeken.'

 

-Is het denkbaar dat uw aandacht verschuift van kinderen naar volwassenen?

‘Volwassenen zijn vaak door het leven al gevormd en hebben overlevingsmeganismen. Daar breek ik moeilijk doorheen. Hun onbevangenheid is weg, daarom vind ik volwassenen fotograferen vaak saai. Terwijl in het contact met kinderen míjn onbevangenheid ook wordt gestimuleerd. Ik ben soms heel naïef. Soms dreig ik dat kwijt te raken, merk ik, als ik bijvoorbeeld heel negatief over mensen denk. Dat wil ik niet. Ik denk dat ik mijn leven lang kinderen zal blijven fotograferen. Het verveelt nooit. Het is geen project, het is een structuur die het me mogelijk maakt te werken en een bepaalde weg te volgen.

'Mijn werk heeft vaak te maken met de balans tussen wreedheid en schoonheid. Die elementen komen steeds in mijn foto's terug, ook in landschappen, want de natuur is geweldadig en genadeloos. Maar zoals ik in de natuur naar het eeuwige zoek, zo houd ik me bij de portretten van kinderen die leven in oorlog of armoede altijd bezig met overleven, het positieve. Ik wil de dingen niet mooier maken dan ze zijn, ik zoek naar de echtheid.'

 

 

Thomas Struth over Cuny Janssen

 

Als studente liep Cuny Janssen stage bij de Duitse fotograaf Thomas Struth, telg uit de fameuze Düsseldorfer Schule. Janssen beschouwt hem nog steeds als een van haar voorbeelden. Zoals het een leermeester betaamt, is Struth zowel enthousiast als kritisch over Janssens nieuwe boek Yoshino. 'Cuny loopt altijd het gevaar dat ze verliefd raakt op haar onderwerp. Dat zie je bij sommige foto's in Yoshino gebeuren. De lanschappen voorin zijn stereotypisch voor het sprookjesachtige Japan, met bergen en bloesems. Overigens weet ze die foto's door de juiste combinaties wel krachtiger te maken. 'De spannendste foto's zitten achterin. De foto waar je vanaf een heuvel neerkijkt op mensen in de natuur is door de compositie en het standpunt erg sterk. En ook die van de bloeiende kersenboom met een auto eronder is compositorisch erg interessant, door de schaduw van de boomtakken op de muur. 'In het algemeen vind ik Cuny's portretten overtuigender dan haar landschappen. Ze weet de aanwezigheid van een persoon op een piekmoment vast te leggen, ze drukt echt af op the decisive moment. Met Rineke Dijkstra en Hellen van Meene staat ze in de Hollandse portrettraditie van Rembrandt en Frans Hals.'

 

 

De voorbeelden van Cuny Janssen

 

Thomas Struth

'Mijn eerste eye-opener waren Struths portretten die ik zag in het Stedelijk Museum, eind jaren negentig. Ik werd me met name door zijn portretten bewust van hoe ik zelf naar mensen kijk. Dit is wat ik bedoel, dacht ik. Nu realiseer ik me dat het vooral de intimiteit is geweest die mij in veel van zijn portretten zo aanspreekt, terwijl hij toch op een respectvolle afstand blijft.'

(Foto: The Horsfield Family, London, 1989. ©Thomas Struth)

 

Robert Adams

'Adams fotografeert al decennia schoonheid en teloorgang van het Amerikaanse landschap. Zijn boek Why People Photograph is voor mij doorslaggevend geweest. Na het lezen van zijn essays over Judith Joy Ross en Susan Meiselas ontdekte ik dat het lezen over andere fotografen en kunstenaars een van de belangrijkste dingen is buiten het fotograferen zelf. Zonder reflectie geen betekenis.'

 

Bruce Davidson

'De combinatie van teloorgang en schoonheid bij Robert Adams vind ik terug bij Bruce Davidson. Wat mij zo aanspreekt is dat hij zowel verdriet en wanhoop als waardigheid en trots laat zien. Zijn serie East 100th Street ontroert me. Ik herken mezelf in zijn wil toegelaten te worden in een leven dat hij niet kent.'

 

Fazal Sheikh

'Sheikhs foto's zag ik voor het eerst in de groepstentoonstelling Cruel and Tender in het Ludwig Museum in Keulen in 2003. Zijn portretten van mensen, veel kinderen in vluchtelingenkampen, hebben me erg getroffen in hun directheid en respect. Net als Davidson zoekt hij mensen op die alleen als deel van de massa worden gezien en geeft ze individualiteit en waardigheid.'

(Foto: Shamsa en MokaAbdi. ©Fazal Sheikh.)

 

 

CV Cuny Janssen

 

1996-2000      Hogeschool voor de Kunsten (HKU), Utrecht

1998                Hochschule der Künste, Berlijn

1999                Stage bij fotograaf Thomas Struth in Düsseldorf

2000                Eerste boek: India

2002                Tweede prijs Prix de Rome Photography

2010                Solotentoondtelllingen in FOAM, Amsterdam en De Pont in Tilburg

2013                Yoshino, Janssens achtste boek, verschijnt bij Sneock Verlag 

                        (78 euro). Te koop via cunyjanssen.nl

 

Janssen is gehuwd met galeriehouder, fotograaf/kunsthistoricus Paul Andriesse. Ze hebben samen twee dochters