NRC Handelsblad, Boeken, 16 november 2007

Toef Jaeger

 

Het Zuid-Afrika van 'steek me niet'

 

'Het land beschikt over nationale parken, wildreservaten, prachtige natuurgebieden' - met die bewering wordt een potentiële reiziger, die op Zuid-Afrika googelt, naar een safari gelokt. Een reis zonder bezoekjes aan natuurreservaten vol olifanten en giraffes lijkt onmogelijk. Dat strookt niet met het beeld van Zuid-Afrika, dat oprijst uit There is something in the Air in Prince Albert van de Nederlandse fotografe Cuny Janssen. De enige op haar foto's zijn vier vogels in een kooitje, met ernaast een jongetje dat tegen dat kooitje leunt. Niet alleen om die diertjes is het een ongewone foto, het is ook de enige in dit boek waarop gecultiveerd groen is te zien, terwijl de andere landschappen droogte, cactussen, andere stekelplanten en puntige rotsen tonen. Janssen wisselt landschappen af met portretfoto's van kinderen, die vaak een terugtrekkende beweging maken. Steek me niet, blijf uit de buurt, stralen ze uit.

Het is een wijze van portretteren die Janssen vaker tentoonspreidt. In haar boek met foto's van kinderen in Macedonië wisselde ze ook portretten af met landschapsfoto's. Maar waar bij die foto's het contrast tussen het oorlogsleed en het lieflijke landschap opviel, daar vullen landschap en mensen in dit Zuid-Afrika-fotoboek elkaar naadloos aan. Niks geen opgroeien in een wereld van stoeiende leeuwenwelpjes of vrolijke springbokjes, maar de harde realiteit van prikkeldraad, dat door de gebieden loopt alsof het er is gegroeid.

Dat ligt niet alleen aan Janssens visie. Wanneer je haar werk vergelijkt met de foto's van David Goldblatt in Intersection valt op, dat ook hij veel dorre landschappen heeft vastgelegd waar overleven een grotere rol speelt dan safari-romantiek. Het is een kil landschap, en je bent al snel geneigd je af te vragen of die stekeligheid wellicht de reden is, dat er over Zuid-Afrika nooit 'tempo-doeloe'-achtige literatuur is geschreven. Zou de hardheid een melancholieke verbeelding onmogelijk maken ?

Janssen en Goldblatt geven de werkelijkheid onverbloemd weer. Goldblatt maakte daarbij nadrukkelijk gebruik van technische middelen. Zo zwoer hij lange tijd het gebruik van kleur af. Uit praktische overwegingen: hij vond het in Zuid-Afrika beschikbare materiaal simpelweg niet goed genoeg voor hoogstaande kleurenfoto's en het importeren van goede apparatuur was te duur. Maar interessanter is Goldblatts idee dat kleuren de werkelijkheid al snel te lieflijk maken. Dan liever een harde zwart-witte wereld waarbij grijs geen nuance betekent maar grauwheid.

De recente foto's in Intersections zijn wel fullcolour. Na de apartheid is het gebruik van kleur minder beladen geworden. De schakeringen zijn weliswaar opvallend mat, maar soms laat Goldblatt er een voorwerp uitspringen, zoals een blauwe emmer in een verder weinig contrastrijke omgeving, die het tafereel niet idyllisch, maar juist absurd maakt. Alsof een emmer, een plantenbak met daarin een verweerd stuk 'groen', een rood plastic stoeltje, dat scheef voor een tafel staat, toevallige onderwerpen zijn die het leven op die plek moeten suggereren.

In een interview dat in Intersections is opgenomen, legt Goldblatt uit dat zijn foto's gaan over 'land, verdeling, bezit, gebruik en misbruik - hoe wij het gevormd hebben en hoe het ons gevormd heeft.' De twee boeken sluiten daarbij verrassend goed op elkaar aan: Goldblatts foto's zijn iets 'mooier', Janssens beeld is ongepolijster, maar beiden laten zien hoe Zuid-Afrikanen hun land gevormd hebben - en hoe het land hen gevormd heeft.